Het gebruik van de C++ Autocomplete-functie tijdens het maken van een C++-project in VEXcode V5 kan u helpen tijd te besparen en fouten bij het typen van opdrachten te voorkomen.
Opmerking: Dit project maakt gebruik van de Clawbot-sjabloon (aandrijflijn, 2 motoren, geen gyro).
Controle-spatiebalk
Eén manier om de C++ Autocomplete-functie te gaan gebruiken is met de sneltoets Control-spatiebalk op Windows, macOS en Chrome OS.
Selecteer om te beginnen de eerste open regel tussen de int main () accolades { }.
Gebruik de sneltoets Control-spatiebalk (door tegelijkertijd de Control-toets en de spatiebalk te selecteren). De naam van het apparaat of de opdracht verschijnt in een vervolgkeuzemenu.
Druk op 'Enter/Return' of 'Tab' op uw toetsenbord of selecteer het commando met uw cursor om een selectie te maken. In dit voorbeeld is 'Aandrijflijn' geselecteerd.
Opmerking: Bij langere keuzemenu's kunt u een selectie maken via een van de volgende opties:
- Gebruik de toetsen "Omhoog" en "Omlaag" om de gewenste naam te selecteren en druk vervolgens op "Tab" of "Enter/Return" op uw toetsenbord om de selectie te maken.
- Gebruik uw cursor om omhoog en omlaag te bladeren in het menu Automatisch aanvullen. Maak vervolgens de gewenste keuze.
Er verschijnt nu 'Aandrijflijn' op de regel.
Het selectiemenu gebruiken
Als u de opdracht kent die u gaat gebruiken, is een andere methode om de functie Autocomplete te gebruiken het selecteren van de eerste open regel tussen de int main () accolades { }.
Begin met het typen van de opdracht. In dit voorbeeld voert u 'd' in voor Aandrijflijn. De naam van het apparaat of de opdracht verschijnt in een vervolgkeuzemenu. Selecteer 'Aandrijflijn'.
Er verschijnt nu 'Aandrijflijn' op de regel.
Een puntoperator gebruiken
Een puntoperator toevoegen (een punt, '.') opent een nieuw menu met alle beschikbare opdrachten voor het apparaat. Selecteer voor dit voorbeeld 'driveFor(direction, distance, units).'
Parameters toevoegen
Parameters zijn de opties die tussen haakjes aan de opdracht worden doorgegeven. Selecteer voor dit voorbeeld 'doorsturen'.
Voor sommige opdrachten zijn meerdere parameters vereist. Gebruik een komma om verschillende parameters in dezelfde opdracht van elkaar te scheiden. Sommige parameters zijn waarden en er verschijnt geen vervolgkeuzemenu. Met het commando 'Drive for' voert u bijvoorbeeld '100' in als tweede waarde. Zorg ervoor dat er een komma wordt toegevoegd na de waarde, zodat er een vervolgkeuzelijst verschijnt voor de volgende parameter of eenheid.
Zorg ervoor dat u de syntaxis van de opdracht afsluit met een haakje sluiten en een puntkomma.
Sommige parameters zijn optioneel, zoals 'false' in het volgende voorbeeld. Voor meer informatie over parameters kunt u de Help-informatie van de opdracht bekijken om te bepalen welke parameters nodig zijn en welke optioneel zijn.